top of page
Zoeken

Wat is een Fortepiano?

Jasper heeft het hier en daar op deze website en ook in programmaboekjes van onze CD’s en concerten over 'fortepiano', maar wat is dat eigenlijk? Waarin verschillen fortepiano’s van moderne vleugels? Dat zal ik hieronder uitleggen.

Dé fortepiano bestaat eigenlijk niet. Fortepiano is een verzamelnaam voor piano’s en vleugels vanaf de uitvinding van dit instrument door Bartolomeo Cristofori rond 1700 tot ongeveer de tijd van Schumann’s. Daarna ontwikkelden piano’s zich nog verder totdat ze de vorm en de omvang van de moderne vleugels en piano’s bereikten in de late 19e eeuw.

Maar hoe waren de piano’s in de tijd van Franz Schubert? Ik heb net verteld dat het instrument uitgevonden werd aan het begin van de 18e eeuw maar eigenlijk raakte de piano pas rond 1800 volledig ingeburgerd. Daarvoor waren klavecimbels hét instrument aan hoven en in huizen van de hoge kringen. Daar ga ik nu even niet verder op.


Klavieromvang

Bij Franz Schubert, geboren in 1797, zou er in het ouderlijk huis een piano met een omvang van vijf en een half, of misschien zes octaven kunnen hebben gestaan. Ter vergelijking, de omvang van de moderne piano is zeven octaven plus nog een paar toetsen (AAA=c5).

Hierboven zie je een afbeelding van het toetsenbord van een moderne piano. De rode toets is de centrale C. De toetsen in groen links en rechts kende Schubert in zijn jeugd nog niet. Het deel zonder de groene toetsen vormt het toetsenbord van een zes octaaf piano uit de periode 1810-1820. De tweede afbeelding toont de toetsomvang van het volgende stadium. Het klavier werd vanaf 1820 in de bas met een paar noten uitgebreid en bereikte zo een omvang van zes en een halve octaaf.

Het lijkt niet zo’n groot verschil, het zijn maar een paar noten. Toch is het iets waar ik iedere keer bij de pianokeuze voor een Schubertlied rekening mee moet houden. Bijvoorbeeld Erlkönig, op.1 van Schubert, gecomponeerd in 1815 (hij was toen nog maar 18 jaar oud!). In de originele versie van dit stuk gaat de laagste basnoot bij maat 65 omlaag tot FF. Dat past helemaal binnen de omvang van een vleugel uit die jaren. Dan zou je zeggen dat je voor de opname van dit stuk bijvoorbeeld de Joachim Ehlers vleugel uit 1815 uit onze collectie zou moeten kiezen.


Transpositie en instrumentkeuze

Maar Jasper is bariton. De originele toonsoort in G kleine terts is te hoog voor hem. Daarom moeten we dit stuk omlaag transponeren naar F kleine terts. Dit betekent dat alle noten op het klavier twee tonen omlaag moeten gaan. De laagste noot van dit stuk, de F, wordt dan een Es. Dit is zichtbaar in de twee bladmuziek-pagina’s die hierbij zijn afgebeeld. De afbeelding hiernaast toont het originele notenbeeld van Der Erlkönig waarin F de laagste noot is, en de pagina hieronder is de naar beneden getransponeerde versie met als laagste noot een Es.


Laten we nu even nog een keer naar het toetsenbord kijken. De lage Es die ik nodig heb voor Jaspers Erlkönig zit net buiten het zes octaaf-gebied. Dus moet ik een andere vleugel kiezen die wel een lage Es heeft. Dat is dan een wat later instrument maar volgens hetzelfde Weense concept gebouwd. Het is wel verantwoord om zo’n vleugel te kiezen voor Schuberts werken. Der Erlkönig werd natuurlijk ook een paar jaar later nog gezongen.


Historische uitvoeringspraktijk


Deze transpositiekwestie was ook in Schuberts tijd zeker aan de orde. Schuberts liederen zijn meestal gepresenteerd in een salonsetting. In dit specifieke geval spreken we dan over een Schubertiade. In de vriendenkring van Schubert waren er veel professionele en semiprofessionele zangers want veel van zijn vrienden zaten in het knapenkoor waar Schubert ook zong. Niet alleen mannelijke vrienden, maar ook sommige van zijn vriendinnen konden mooi zingen. Dat betekende dat zijn liederen al naar gelang van wie zong werden getransponeerd.

Johann Michael Vogl, dé Schubertzanger tegen het einde van het Schuberts leven was bariton, net als Jasper. In 1817 leerde Vogl Schubert kennen en hij was meteen gefascineerd door diens liederen. Ze gingen samen op tournee, waarbij Schubert zelf de zanger op de vleugel begeleide. Het was ook Vogl die Der Erlkönig in 1822 uitvoerde. Welke toonsoorten hij koos bij deze liederen is ons onbekend maar het zal zeker niet de originele toonsoort geweest zijn.

Voor de opname van Der Erlkönig heb ik toch de Ehlers vleugel gekozen. Hij heeft een omvang van slechts zes octaven, en daarom moest ik een paar noten missen in de bassen. Maar er was een andere sterke reden waarom ik toch hem koos. Daarover schrijf ik in de volgende blog-aflevering. Intussen kunt u onze opname van de liederen uit Schuberts beginjaren beluisteren op het album Schubert: Lieder, volume 1.

243 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page